Publicatie van twee oude opgravingen langs de Markerwaardweg in Opperdoes
In 1979-1980 werden door archeologen van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB) twee grote terreinen langs de Markerwaardweg in Opperdoes opgegraven. Het waren spannende opgravingen, want voor het eerst werden in West-Friesland op grote schaal sporen uit de IJzertijd onderzocht! Het werd een spectaculair onderzoek, maar ook een complexe. Op ruim 250 veldtekeningen werden de drukke sporenvlakken opgetekend en het vondstmateriaal bestond uit vele duizenden stuks. Deze grote hoeveelheid gegevens belandde in het archief en toen bleef het lang stil.
Nu, 45 jaar later, zijn de opgravingsgegevens gepubliceerd. ADC ArcheoProjecten kreeg van de provincie Noord-Holland de opdracht om de opgravingsgegevens uit te werken. Op woensdag 9 oktober was de boekpresentatie in het Huis van Hilde in Castricum. De rapportage is verschenen in de Huis van Hilde reeks, en is op hun website te downloaden:
Noord-Hollandse Archeologische Publicaties 15: Opperdoes, een geliefde plek
Inleiding
Wie aan Opperdoes denkt, ziet waarschijnlijk als eerste de bekende aardappeltjes voor zich. Deze Opperdoezer Ronde wordt al ruim 150 jaar met de hand gerooid en de West-Friese telers zijn er trots op. Maar iets dieper in de Opperdoezer bodem ligt nog veel meer verborgen, erfgoed waar de bewoners van Opperdoes ook trots op kunnen zijn. In de jaren 60 van de vorige eeuw kwamen bij het dieper ploegen van enkele percelen veel prehistorische vondsten aan het licht, waaronder aardewerkscherven uit de IJzertijd. Dit was verrassend, omdat archeologen dachten dat het in de IJzertijd te nat was om hier te wonen. In de daaropvolgende jaren werden door grootschalige veldverkenningen in de polder ‘Vier Noorderkoggen’ vele percelen archeologisch in kaart gebracht. Dit resulteerde onder meer in diverse concentraties van nederzettingsafval uit de IJzertijd in en rond Opperdoes. Aangezien de meeste terreinen bedreigd werden door de ruilverkaveling die destijds werd uitgevoerd, besloot de voormalige Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek om twee locaties langs de Markerwaardweg grootschalig op te graven. De opgravingen vonden plaats in 1979 en 1980 en staan bekend als Opperdoes-Noord en Opperdoes-Zuid. Hoewel de opgravingen een enorme hoeveelheid grondsporen en vondsten opleverden, ontbrak het destijds aan tijd om het onderzoek uit te werken. Nu, 45 jaar na het veldwerk, zijn de resultaten van de noeste arbeid van de archeologen gepubliceerd.
Bronstijd
Opperdoes, een geliefde plek. Het was hier kennelijk goed toeven, nergens anders in West-Friesland heeft men, voor zover we weten, in de late prehistorie zo lang gewoond. De analyse van de vondsten, de sporen en uitgebreid 14C-onderzoek laat zien dat men hier zo’n 1500 jaar heeft geleefd. Dat begon ergens aan het begin van de Midden-Bronstijd, omstreeks 1700 v. Chr. Tijdens beide opgravingen zijn enkele kleine scherven wikkeldraadaardewerk gevonden, dat in deze periode in omloop was. Dateringen verkregen uit 14C-onderzoek op een terrein direct naast Opperdoes-Zuid bevestigen aanwezigheid van mensen hier in deze periode. We hebben echter nog weinig greep op de aard van de activiteiten in deze periode en de inrichting van de nederzettingen. Duidelijk is wel dat men rijen van kuilen groef. Ook werd in Opperdoes-Zuid een bijzondere huisplattegrond ontdekt. De ruim 20 meter lange boerderij hoort mogelijk tot deze vroege bewoningsfase en is daarmee de oudste bronstijdplattegrond uit West-Friesland.
Het oostelijk deel van West-Friesland was in de tweede helft van de Midden-Bronstijd, tussen ca. 1600 en 1100 v. Chr., een dichtbevolkt gebied. Vrijwel de hele regio lijkt in deze periode op een zeker moment in cultuur te zijn gebracht, met een uitgestrekte verkaveling, akkers en greppels, boerderijen en grafheuvels verspreid in het land. Vreemd genoeg zijn nu juist bij de beide opgravingen waar dit rapport over gaat weinig aanwijzingen voor bewoning in deze periode gevonden. Slechts enkele lange greppels en mogelijk wat ronde kringgreppels laten zien dat de woongronden zich buiten de opgravingsgrenzen bevinden.
Aan het einde van de Midden-Bronstijd en begin van de Late Bronstijd, tussen ca. 1200 en 1000 v. Chr. wordt het steeds natter in de regio. Het lijkt erop dat de bewoning in oostelijk West-Friesland afneemt, maar recent onderzoek laat zien dat ook toen nog uitgestrekte verkavelingen voorkomen. In Opperdoes-Noord worden in deze periode enkele huisplaatsen ingericht. Bijzonder is dat de huisplaatsen worden omgeven door een greppelsysteem dat vrij strak om de boerderijen heen is gegraven. Dit systeem is langere tijd onderhouden, getuige de vele greppels die deel uitmaken van de omgreppeling. Het was niet mogelijk vast te stellen hoe de opeenvolging van de boerderijen was. De vraag is bijvoorbeeld of we te maken hebben met een huishouden dat de nieuwe boerderij steeds iets verplaatste of dat er meerdere gelijktijdige boerderijen waren, een nederzetting dus. Dat laatste lijkt wel het meest aannemelijk. Duidelijk is dat men graag op dezelfde plaats bleef wonen. Op één huisplaats zijn bijvoorbeeld twee opeenvolgende boerderijen aangetroffen. De bewoners van de nieuwe boerderij moeten dus sterk verbonden zijn geweest met die van de oude boerderij; het waren waarschijnlijk dezelfde mensen of familieleden.
In de Late Bronstijd, tussen 1000 en 800 v. Chr., worden op beide terreinen huisplaatsen ingericht. Hiervan resteren in Opperdoes-Noord alleen greppels, maar in Opperdoes-Zuid zijn binnen een indrukwekkende omgreppeling sporen van twee boerderijen teruggevonden. Dat is heel bijzonder omdat boerderijen uit deze periode tot nog toe zelden zijn aangetroffen.
IJzertijd
Na de bewoning aan het einde van de Late Bronstijd lijkt het gebied enige generaties onbewoond te zijn. Maar al vrij snel worden beide terreinen in de Vroege IJzertijd weer bezocht. Op basis van de stijl van het aardewerk gaan we ervan uit dat deze mensen uit het noordwesten komen (Wieringen & Texel). Over de exacte aard van de aanwezigheid tasten we nog in het duister. Men heeft in de buurt van het opgegraven areaal gewoond, daarop wijst onder meer een fors bijgebouw in Opperdoes-Zuid en de vele kuilen en diepe waterputten die op beide terreinen zijn teruggevonden. Na deze bewoningsfase in de Vroege IJzertijd bleef het gebied lange tijd onbewoond, vermoedelijk speelden de natte omstandigheden hierin een belangrijke rol.
Enkele eeuwen later, zo rond 200 v. Chr., wordt het gebied weer ontdekt door gemeenschappen die op basis van aardewerkstijl vermoedelijk afkomstig zijn uit de noordelijke kustregio (Wieringen, Texel & Westergo). De omgeving van Opperdoes is nog steeds waterrijk, maar op de goed ontwaterde hoogte van Opperdoes was het kennelijk goed toeven. Vanaf dit moment zien we dat het gebied op grote schaal in cultuur wordt gebracht. Door lange smalle greppels worden omvangrijke terreinen opgedeeld en binnen deze verkaveling liggen diverse huisplaatsen. Twee erven met boerderijen zijn in Opperdoes-Zuid onderzocht, in Opperdoes-Noord zijn sporen van boerderijen door latere egalisaties verdwenen maar de greppelsystemen geven een aardig beeld van de inrichting van het nederzettingsterrein. Eén van de erven van Opperdoes-Zuid is heel goed bewaard gebleven. De ongeveer 17 meter lange boerderij bevindt zich in een verkaveld landschap met diverse kleine gebouwstructuren. Het geeft een aardig beeld van een boerengemeenschap die het gebied rond Opperdoes (weer) heeft ontdekt. In de Late IJzertijd heeft men het hier nog enkele generaties uitgehouden. Vermoedelijk in de laatste eeuw voor het begin van de jaartelling wordt het hier ook echt te nat om in het bestaan te voorzien, en zoekt men hogere gronden op elders in het land. Pas vanaf de 7e eeuw wordt het gebied rond Opperdoes en Medemblik weer toegankelijk om zich te vestigen.
Besluit
De opgravingen van Opperdoes leveren belangrijke nieuwe inzichten op over het leven van laat-prehistorische gemeenschappen in een dynamisch milieu. Vanaf het begin van de Midden-Bronstijd tot in de Late IJzertijd vestigen zich hier boerengemeenschappen die voornamelijk leefden van veeteelt en akkerbouw. De veestapel werd gedomineerd door runderen. Deze leverden onder meer vlees, melk en trekkracht. Ook de botten werden soms gebruikt, zoals een schouderblad uit Opperdoes-Zuid laat zien. Slijtagesporen wijzen op het gebruik als schep of hak. Jacht, visserij en het verzamelen van vruchten speelden gedurende de hele late prehistorie ook nog een belangrijke rol in de bestaanswijze. Daarop wijzen de vondsten uit diverse perioden, zoals geweifragmenten van hert en botten van bijvoorbeeld eland en bever. Spectaculair is de vondst van de twee onderkaken en een tand uit de bovenkaak van een bruine beer.
In het waterrijke gebied van Opperdoes waren vaartuigen een belangrijk vervoermiddel, boomstamboten zullen er in overvloed zijn geweest. Hiermee werden ook diverse materialen geïmporteerd, zoals de vele stenen werktuigen die in de nederzettingen zijn teruggevonden. De gemeenschappen importeerden natuursteen uit andere regio’s, waaronder grote zware maalstenen. Van de gevonden maalstenen uit de Late IJzertijd weten we dat ze uit Duitsland afkomstig waren.
De lange bewoningsgeschiedenis van Opperdoes en de plaatsvastheid van de boerengemeenschappen, laten zien dat deze regio in de late prehistorie een geliefde plek was.