Specialistisch onderzoek
Door archeologisch onderzoek komen we veel te weten over ons eigen verleden. Het ene moment verandert een opgraving ons beeld van het verleden, het andere moment biedt het een gedetailleerde inkijk in het dagelijks bestaan van toen aan de hand van een vondst of een biologisch grondmonster.
Bij het ADC zijn diverse specialisten in dienst die u kunnen helpen met alle aspecten van de archeologie. Van onderzoek naar een specifieke vondstcategorie als bot of aardewerk, het analyseren van grondmonsters, het toepassen van dateringstechnieken tot het schrijven van een boeiend verhaal. Vaak doen we dat in huis en anders verzorgen we dit onderzoek voor u.
De fysisch geografen van het ADC bestuderen de natuurlijke landschapsvormende processen die in het verleden van invloed zijn geweest op hoe het landschap eruit zag, hoe de mens het landschap heeft kunnen gebruiken en waar logischerwijs resten van menselijke activiteiten verwacht kunnen worden.
Daarnaast is een aantal archeologen bij het ADC naast projectverantwoordelijke of veldarcheoloog ook materiaal- en/of periodespecialist. Zij kunnen u van dienst zijn met het geven van specifieke dateringen en het verlenen van adviezen op gebied van veldstrategie of bemonstering.
Het specialistisch onderzoek, variërend van quickscan tot uitgebreide analyse wordt verwerkt in een rapportage.
Het ADC beschikt over een eigen conserverings- en restauratieatelier waar objecten van metaal, leer, glas, aardewerk en hout kunnen worden behandeld.
Een aantal specialisten aan het woord:
Als specialist kom ik ook in het veld. Ik bekijk dan hoe graven en menselijke resten het beste kunnen worden gedocumenteerd en geborgen. Uit graven kan je enorm veel informatie halen, maar je moet wel weten wat je doet en waarom. Zo leren we steeds meer over hoe overledenen zijn behandeld en begraven en welke grafrituelen en rondom de begrafenis zijn uitgevoerd door de nabestaanden.
Het mooie aan mijn specialisme vind ik het menselijke ervan. Iedereen krijgt te maken met de dood, het is zo universeel. Het onderzoeken van een graf of skelet heeft ook iets heel persoonlijks. Dat skelet was ooit een levend persoon, iemand met gevoelens, dromen en wensen. Het is voor mij dan ook heel belangrijk om respectvol te werk te gaan.
Ik werk al sinds 2005 bij ADC ArcheoProjecten, eerst op aanleenbasis en vanaf 2009 in vaste dienst. Inmiddels ben ik senior archeoloog, projectleider en begeleid ik ook trainees en beginnende projectleiders.
Een project dat me altijd is bijgebleven, is een vroegmiddeleeuwse nederzetting in Oegstgeest, vlakbij een zijtak van de Rijn. We vonden er huizen, waterputten, inhammetjes voor boten en nederzetting die veel groter was dan we voor die regio gewend zijn. Ook een opgraving in Meteren was bijzonder: binnen een grafveld lag een intact vrouwengraf met daarin een goed bewaard skelet uit de ijzertijd met bronzen ringen en barnstenen kralen die waarschijnlijk in het haar van de vrouw hebben gezeten. Inmiddels is op die plek een park aangelegd, ontworpen rond het graf. Dat het verleden zo tastbaar blijft, zelfs in het heden, maakt dit werk voor mij zo waardevol.
Zonder kennis van het verleden kun je het heden niet goed begrijpen. Alles wat we opgraven vertelt iets en het zou zonde zijn die informatie verloren te laten gaan.
Als archeobotanist analyseer ik macroresten zoals, zaden, vruchten en stengelfragmenten die we terugvinden in archeologische sporen. Zo kan ik achterhalen wat er gegeten werd, welke gewassen er werden verbouwd en of er handelscontacten waren. Zo kom je in beerputten soms paradijskorrels tegen, een specerij uit West-Afrika die elites gebruikten om zich te onderscheiden toen peper al ‘gewoon’ werd. Ook de geschiedenis van onkruiden zoals het giftige bolderik, en hun aanpassing aan graanakkers en bewerking, vertelt veel over het leven van toen.
Ik hoop dat mensen zien hoe waardevol archeobotanie is. Niet alleen om het verleden te begrijpen, maar ook om te leren voor de toekomst. Zo kunnen oude landbouwmethodes inspiratie bieden voor duurzamere systemen nu.
Houtresten vertellen vaak meer dan mensen denken. Natuurlijk kijken we naar hoe oud iets is, maar ook: waar is het hout voor gebruikt, hoe is het verwerkt, en wat zijn de sporen van slijtage of reparatie? Soms vinden we bijvoorbeeld een paal die ooit onderdeel was van een huis, en later hergebruikt is voor iets anders. Aan jaarringen kunnen we soms tot op het kapseizoen nauwkeurig dateren wanneer een boom is gekapt. Elk spoor, elke kras of spijker vertelt iets over hoe mensen vroeger leefden en dachten.
Een van de bijzonderste projecten waar ik aan werk, speelt zich af in Dreumel. Daar zijn in de afgelopen jaren 23 scheepswrakken gevonden, verspreid over een groot natuurgebied dat ontstaan is door zandwinning in de rivier. Sommige schepen zijn bijna compleet, andere bestaan uit losse planken. Wij halen die planken nu weer tevoorschijn, maken ze schoon en onderzoeken tot in detail hoe die boten ooit gebouwd en gerepareerd zijn. Juist die reparaties zijn interessant, omdat ze laten zien hoe mensen problemen oplosten met wat ze voorhanden hadden.
Wat ik zo mooi vind aan archeologie is dat je letterlijk dingen blootlegt die duizenden jaren niet zijn aangeraakt. En hout komt heel dichtbij de mens: het laat zien hoe praktisch en vindingrijk mensen waren. Voor mij maakt dat dit werk niet alleen technisch interessant, maar ook betekenisvol.
Aardewerk uit opgravingen is soms maar een scherf, maar zegt vaak meer dan je denkt. De vorm, de klei, de versiering, zelfs kleine steentjes in het baksel vertellen iets over waar het vandaan komt en waarvoor het werd gebruikt. Soms kun je aan de hand van veel bekers en een wijnkruik zien dat er feest is gevierd. De Romeinse tijd was bovendien erg internationaal, dus je komt aardewerk uit Spanje of Italië tegen, maar ook lokaal gemaakte stukken.
Het mooiste project waar ik aan heb gewerkt was in Tongeren, waar we Romeinse pottenbakkersovens vonden. Voor mij, als aardewerkspecialist én pottenbakker, was dat natuurlijk fantastisch. Ook bijzonder was een opgraving afgelopen winter in Heerlen, waar we een vroeg-Romeins graf vonden. In een van de potjes stond de naam van de overledene gekrast. Het is zeldzaam dat je op die manier echt weet wie er in het graf ligt.
Wat ik hoop, is dat mensen in een potscherf niet alleen iets moois zien, maar ook een gebruiksvoorwerp dat onderdeel was van iemands dagelijks leven. In musea zie je vaak complete objecten in vitrines, maar het échte verhaal zit vaak juist in de kleine, onopvallende stukjes. Het zijn precies die fragmenten waar ik verhalen uit kan halen en die maken dit werk zo waardevol.
In Medemblik stond ik acht weken op mijn eerste grote eigen project. We vonden onder andere een houten ladder uit de bronstijd die nog rechtop in een waterput stond, en aangepunte ribben in een kuil. Nu mag ik ook zelf het rapport schrijven. Dat ik het hele proces van begin tot eind mag begeleiden, vind ik echt gaaf.
Een van de bijzonderste projecten vond plaats in Opperdoes, vlak bij waar ik woon. Het is de enige plek in oostelijk West-Friesland waar we resten uit zowel de bronstijd als de ijzertijd hebben gevonden. Dat roept vragen op: zijn het dezelfde mensen? Zijn ze weggegaan en teruggekeerd? Zulke mysteries maken het vak voor mij zo boeiend. Wat ik het mooiste vind, is als mensen na een opgraving beseffen dat ze op een plek wonen met duizenden jaren geschiedenis onder hun voeten. Als ik dat besef kan meegeven, is mijn werk geslaagd.
